dinsdag, oktober 31, 2006

Galaxy

De leerlingen zitten in de nauwelijks ingerichte aula, de Nederlanders links, de Polen rechts. Een jonge Poolse collega probeert ze aan de praat te krijgen. Nou, dat lukt wel, ze praten honderd uit. Als ze niet luisteren ga ik gewoon wat sneller praten moet ze denken, maar daar gaat de klok helaas niet sneller van draaien. Onze leerlingen doen af en toe een poging om beleefd te zijn, maar een groepje Poolse jongens blijft er hardnekkig doorheen kakelen. Slechts één vraag leidt tot instemmend gebrom onder de Poolse kinderen. Het absolute hoogtepunt van een bezoek aan Stettin? De Galaxy natuurlijk. Het enige aan Stettin dat niets met de stad of met Polen van doen heeft, dat is het hoogtepunt. Galaxy is een winkelcentrum van ongekende afmetingen. Het Haagse Babylon zou er een keer of zestien in kunnen kopje duikelen. Er is een bioscoop, een bowlingbaan, talloze restaurants, en ongeveer drie miljoen winkels. Nou ja, ongeveer.
Aanvankelijk ergert het me een beetje dat onze gastheer ons bij het eerste bezoek aan de stad naar dit smakeloze maar schitterend glanzende gedrocht brengt. Eenmaal op onszelf zijn we er dan ook pijlsnel verdwenen. Maar ach, het is logisch natuurlijk. Galaxy is een symbool van welvaart, en in het weekeinde gaat iedereen er heen. In het oosten van Polen, daar zijn ze me toch een partij arm!

maandag, oktober 30, 2006

Herfst in Stettin

De herfst heeft Stettin aardig in haar greep. De brede lanen zijn bezaaid met blad, en mensen dragen winterjassen. Het is een graad of 7, en de leren jas die ik vorige week gekocht heb is onontbeerlijk, precies zoals ik gehoopt had. Gisteravond zei ik tegen Joke dat het zo leuk is om 's nachts aan te komen op een nieuwe plek en dan pas de volgende ochtend te zien hoe het er eigenlijk uitziet in dat nieuwe buitenland, maar bij het nachtelijk binnenrijden van Szscecin was het direct duidelijk: dit is een Duitse stad. Er wonen een half miljoen Polen en naar verluidt precies 360 Duitsers, alle opschriften zijn onleesbaar (behalve de inter-Europese, er is een Carrefour) maar dit is heel Duits, Oostduits. De oude gebouwen zijn ofwel vooroorlogs, en dan ben je in Duitsland, ofwel naoorlogs, en dan ben je in het Oostblok. Hadden we dus net zo goed weer naar Merseburg kunnen gaan. Gelukkig is er meer. Later.

zondag, oktober 29, 2006

Philip Larkin

Wat Beute niet vroeg in zijn onbewoond eiland-queeste was welke tien gedichten je zou meenemen. Terecht, want dat is natuurlijk onzin; die gedichten leer je toch gewoon uit je hoofd, zoveel als je wilt. Stel je voor, je zit op het smetteloze strand van een Pacifisch eiland, de zon brandt op je kop, de smaak van klappermelk speelt met je huig, en in een opwelling van heimwee schrijf je regels in het zand: "Het regent en het is november. Weer keert het najaar en belaagt het hart dat droef, maar steeds gewender, zijn heimelijke pijnen draagt...."
Op zo'n eiland schieten er natuurlijk vooral echt vaderlandse flarden door je hoofd. Ik bedoel, liever 'Hulshorst (waar de stoptrein naar het noorden .....) dan 'komt een duif van honderd pond' (al kies ik graag voor Vroman ten koste van Achterberg. 'Mens is een zachte machine', dat past beter, zo wint Vroman het toch nog). Maar als er één gedicht is dat mee mag is het dit, omdat ik het zo prachtig vind en er geen snars van begrijp:

The wind blew all my wedding-day,
And my wedding-night was the night of the high wind;
And a stable door was banging, again and again,
That he must go and shut it, leaving me
Stupid in candlelight, hearing rain,
Seeing my face in the twisted candlestick,
Yet seeing nothing. When he came back
He said the horses were restless, and I was sad
That any man or beast that night should lack
The happiness I had.

Now in the day
All's ravelled under the sun by the wind's blowing.
He has gone to look at the floods, and I
Carry a chipped pail to the chicken-run,
Set it down, and stare. All is the wind
Hunting through clouds and forests, thrashing
My apron and the hanging cloths on the line.
Can it be borne, this bodying-forth by wind
Of joy my actions turn on, like a thread
Carrying beads? Shall I be let to sleep
Now this perpetual morning shares my bed?
Can even death dry up
These new delighted lakes, conclude
Our kneeling as cattle by all-generous waters?

zaterdag, oktober 28, 2006

Three times revisited

Het derde luik van 'Three times' speelt zich af in het hedendaagse Taipei (sic?). Ik schreef eerder over de handen in luik één en twee, en in deel drie keren ze inderdaad terug, maar niet aan het slot. Of misschien toch. We zijn een beetje de kluts kwijt in deel drie, en ik twijfel of dit deel daardoor tegenvalt of juist niet. De twee die we inmiddels kennen zien we terug op een motorfiets, rijdend door de gruwelijk lelijke stad. De zoekende, vindende en strelende handen uit de eerdere delen zijn nu handen die zichzelf in vertwijfeling lijken fijn te knijpen. Haar handen voor zijn buik, de zijne op het stuur van de motor. Ze is alleen. Is ze alleen?
Ik moet echt hoognodig meer films van Hou Hsiao Hsien zien.

Eilandlijst

Mijn goede vriend Beute valt mensen lastig met de vraag welke boeken, albums en films ze mee zouden nemen naar een onbewoond eiland. Dat is een heerlijke vraag. De meeste mensen die hem beantwoorden houden volgens mij geen rekening met het feit dat zo'n eiland met één stopcontact dodelijk saai is, en dat je de nieuwste Kluun of de laatste Bond na een week of wat wel kunt schieten. Mijn lijstje films is derhalve van blokbeton, geen doorkomen aan:

1. De Klompenboom - Olmi
2. De Spiegel - Tarkovsky
3. De Tweede cirkel - Sokurov
4. De Avondmaalsgasten - Bergman
5. Il Grido - Antonioni
6. Journal d'un curé de campagne - Bresson
7. Pierrot le fou - Godard
8. Le petit prince a dit - Christine Pascal
9. Il Gattopardo - Visconti
10. Round midnight - Tavernier

En het leukste is natuurlijk dat het volgende week allemaal weer anders is.

Daagse dingen

Willemijn heeft vanochtend (gisterochtend om precies te zijn, maar we gaan er niet over mekkeren) een tweede gesprek bij Paagman. In de kantoorboekhandel werken, dat zou ze natuurlijk heel goed kunnen, zich inwerken in pennen, potloden, globes en opbergsystemen. Hoeveel uur, dat is nog de vraag, maar daar komen ze wel uit. Terwijl ze solliciteert moet ik eigenlijk proefwerken nakijken, maar ik zoek op het web naar mijn zoon. Hij is een gretig participant op het forum van zijn school. Hij initieert fora, en ik ben trots op hem. Al jaren niet gesproken. Mijn laatste mail, waarin ik mijn bewondering uitsprak over het grafisch werk dat hij produceert, bleef onbeantwoord. Pubers! Neem het ze eens kwalijk. Ik troost mij met de gedachte dat hij dat esthetische van mij heeft, net als Anna, zijn zus, die kunstgeschiedenis studeeert. Ha ha, mijn kinderen, ik heb ze al jaren niet gezien, maar ze doen mij.
In de middag golfen met Ed op Ockenburg. Ed is een hele serieuze golfer, en terecht. Hij geeft tips, over knieën bij een volledige swing en beton in de poten bij het putten. Golfen kan je alleen maar serieus nemen, anders is het niks. Ed begrijpt dat. Ik nog niet. Als een hole nergens meer om gaat word ik slordig en neem ik niet voldoende tijd en concentratie. Op de 13de vertel ik Ed dat ik winnen niet zo interessant vind, maar dat is natuurlijk onzin. Zoals Tim Krabbé terecht opmerkt: "Wie tegen zijn verlies kan dient van sportbeoefening te worden uitgesloten". Af en toe lukt me een aardige slag, vooral met de sandwedge waar ik eerder mijn te korte pitching wedge gebruikt zou hebben. Ik win een paar holes, maar alleen omdat Ed zo aardig is om mijn handicap (non-existent maar op papier 36) met de zijne te verrekenen. Hij volgt de regels. Zo is het spelletje. Zogenaamd elitair maar ondertussen zeer egaliserend. Ik zie het allemaal maar als nuttige oefening. Een hele leuke middag, dat in elk geval. Bij het biertje na afloop mijmeren we over het belang van golf voor het 'persoonlijk ontwikkelings plan': "Eigenlijk zouden we een jaar vrij moeten krijgen om echt te leren golfen. In de ochtend les, een uur of twee. Dan koffie, nog wat balletjes slaan, lunchen, dan de baan in om 18 holes te spelen, afkoelen met een biertje, en voor het diner nog een partijtje tennis." Tja, als dat zou kunnen! Hoelang zouden we het volhouden?
Om tien uur Nova. Fred Crone heeft het moeilijk; het CPB berekent dat de effecten van de AOW-plannen van de PvdA op nul uitkomen, en hij begint over onderwijs. Erg doorzichtig en terecht afgestraft. Mijn optimisme over de verkiezingen neemt nu toch echt af. Wouter moet de komende weken alles uit de kast halen om te winnen; niet te glad overkomen, niet teveel de ideale schoonzoon. Keuzes maken, de feiten kennen en daar bij blijven. En Marcel van Dam uitwijzen naar een land waar bejaarden gewoon hun bek moeten houden.
Bij de BBC is Borat, de correspondent uit Kazachstan. Opmerkelijk dat de traditionele Kazachstaanse kruisgreep de BBC-anchorman veel makkelijker afgaat dan onze nationale 'alles mag' hufter die Jensen heet. Moe van alle onzin op tv stop ik Ermanno Olmi's "Klompenboom" in de dvd-speler. Het fragment over de geboorte van de jongste zoon is het meest ontroerende stuk film dat ik ken. Er is nog troost en schoonheid in dit leven.

vrijdag, oktober 27, 2006

Il Grido

Er bestaat een Vader en Zoon-stripje waarin zoon naar de film is geweest en vader vraagt waar die film over ging. Ik weet niet meer wat het antwoord was, maar de reactie van vader is me bijgebleven: 'Ik dacht dat films gingen over het onvermogen tot menselijke communicatie'. Als Peter van Straten al een filmregisseur in gedachten heeft gehad bij het bedenken van dit grapje, moet het Michelangelo Antonioni zijn geweest. De belangrijkste films van de Italiaanse grootmeester worden immers bevolkt door mensen die op één of andere manier lijden aan een ziekte van het gevoel. Meestal gaat het om liefdesrelaties waarin mensen elkaar wanhopig zoeken, maar niet kunnen vinden. In films als 'L'Avventura' , 'La Notte', en 'L'Eclisse' is het gegeven van de moderne mens die elk spoor bijster lijkt dan ook nog eens gevat in een kille en van elk drama gespeende stijl, die wel als laatste oogmerk heeft om de toeschouwer mee te sleuren in een verhaal. Ik vind het prachtig, maar kan me ook voorstellen dat menigeen al na een kwartier afhaakt. En toch, hoe belangrijk en klassiek genoemde films inmiddels zijn geworden, voel ik me beter thuis bij de Antonioni van Il Grido. Drie jaar voor zijn succes de scandale met 'L'Avventura' maakte Antonioni deze film, die in zekere zin een echo is van zijn allereerste documentaire 'Gente del Po'. De film vertelt het verhaal van Aldo, die in het begin van de film zijn jarenlange relatie met Irma ziet stuklopen. Samen met hun dochtertje Rosina trekt Aldo vervolgens over de nevelachtige en beregende Po-vlakte. Bij een pompstation dat zomaar ergens de vlakte op gekeild lijkt te zijn, krijgt hij iets met Virginia, die de zaak runt. Aldo helpt bij het werk, en Rosina speelt met de anarchistische en alcoholistische vader van Virginia. Tijdens een uitstapje naar Ferrara doen Aldo en Virginia wat halfslachtige pogingen om tussen grote en lege katrollen te vrijen, maar Rosina betrapt ze en loopt geschrokken weg. Aldo besluit nu dat hij niet langer voor Rosina kan zorgen, en zet haar op de bus naar huis. Als hij terugkeert naar het café waar Virginia op hem wacht doet hij de deur open, kijkt naar Virginia, en loopt weer naar buiten. Pas als de deur achter de verdwenen Aldo dichtklapt kijkt Virginia op. Ze hebben elkaar niet gezien, en zonder er verder beelden aan vuil te maken toont de film hoe Aldo verder zwerft, op weg naar een nieuwe relatie die zal mislukken. De treurigheid van dit alles is vooral een mooie, poëtische treurigheid, perfect in balans gehouden. Nergens wordt het sombere landschap te duidelijk een afspiegeling van de verwarde gevoelens van Aldo.
Wat 'Il Grido' onderscheidt van de latere films is niet zozeer de aanwezigheid van een duidelijke verhaallijn, alswel de subtiele ruimte voor poëtische sentimenten. Wie de latere films kent, en dan 'Il Grido' ziet, zal overigens vooral verschillen zien. Bij nadere beschouwing is de film toch een duidelijke voorstudie voor de hersenkrakende films die Antonioni in de jaren zestig maakte. De meester zelf vond het zijn beste. Wat mij betreft is 'Il Grido' één van de beste films ooit gemaakt.

De laaste jood in Vinnitsa

In de Volkskrant van gisteren stond een foto van een executie door een Einsatzkommando van de ss, gemaakt in de Oekraïne in 1941. Onder in de foto een deel van een open kuil met een tiental verse lijken. Bovenin de foto een rij mannen, bijna allemaal in uniform, die staan toe te kijken. Rechts bovenin een lid van het commando, de rechterarm gestrekt, pistool in de hand, klaar om te schieten. Rechts boven het midden zit zijn slachtoffer gehurkt op de rand van de kuil, het pistool zo'n dertig centimeter van zijn nek. Het bijschrift bij de foto, geschreven door Hans Aarsman, gaat vooral over de vraag wat zich in het hoofd van de man die op het punt staat te sterven afspeelt. Het kader plaatst 'de laatste jood van Vinnitsa' in het centrum van de aandacht, zowel horizontaal als verticaal precies volgens de gulden snede. Toch betrap ik mij er op dat ik vooral naar de moordenaar kijk. Waarom?
De Einsatzkommandos die achter het Duitse leger aantrokken om bezet gebied 'Judenrein' te maken waren niet succesvol. Hun 'productie' lag niet hoog genoeg en veel leden kregen problemen van psychische aard. Blijkbaar waren er niet voldoende psychopaten voorradig. De nazi's besloten derhalve over te gaan op een meer klinische, minder belastende manier om de jodenvraag op te lossen, met de bekende gruwelijke gevolgen. De gruwel van de 'Endlösung' ligt meer nog dan in het dodental in de gedachte dat het welopgevoede en ontwikkelde west-europeanen nog maar kort geleden mogelijk was om een massamoord te bedenken en uit te voeren. De gruwel ligt niet in de identificatie met het slachtoffer. De gruwel is dat ik niet alleen met voldoende pech de man op de rand van de kuil zou kunnen zijn maar even makkelijk de man met het pistool.

donderdag, oktober 26, 2006

De tweede cirkel

Tijdens de titels aan het begin van 'De Tweede cirkel' dacht ik nog dat ik misschien beter weer naar bed had kunnen gaan. Dat lag niet aan de titels, want die zijn net zo onleesbaar als bij andere russische films, maar aan mijn door te korte nachtrust en het bombardement van Greenaway's 'Prospero's Books' zwaar aangeslagen conditie. Wie in zo'n situatie naar een film van Sokoerov gaat loopt een groot risico dat hij zijn medebezoekers binnen vijf minuten vergast op luid gesnurk. Sokoerov filmt niet bepaald om zijn publiek wakker te houden; klaarwakker moet je zijn. Dacht ik. Toen volgden anderhalf uur op het puntje van mijn stoel voor een heel erg trage film waarvan de dramatische handeling in een paar zinnen is samen te vatten. 'De tweede cirkel' is één van de mooiste films die ik ooit heb gezien.
Een zoon keert terug naar het schamele onderkomen van zijn vader; hij heeft zojuist het bericht van zijn dood ontvangen. De vader is niet overleden, hij is dood. We krijgen niet te zien wie hij was, zoals we ook eigenlijk niets te weten komen over de zoon die zijn begrafenis gaat regelen. Wat we zien is een kamer met een bed waarin een lijk ligt. In geval van lijk volgt er een vaste procedure, die in zijn geheel moet worden afgewerkt. Er moet een dokter komen die de dood constateert. De enige nabestaande moet naar het gemeentehuis. Dan komt er een takkewijf van de begrafenisonderneming die over de prijs onderhandelt, en de zoon als een kleuter behandelt. Vervolgens wordt er een kist gebracht, het lijk wordt gebalsemd, gekist, en met grote moeite de smalle trap afgezeuld. Wat rest is een leeg huis. Einde film.
Zoals bij bijna alle in het kringetje van cinefielen zeer gewilde russische films kan je je ook bij het werk van Sokoerov vaak afvragen waar het nu eigenlijk over gaat. 'Dagen van duisternis' bijvoorbeeld is een prachtige film, maar als westerse toeschouwer houd je toch het gevoel dat je de pointe mist. Volgens Tarkovsky, in wiens voetsporen Sokoerov bewust probeert te treden, kan een westerling de russische zielsgesteldheid ook niet echt begrijpen. Gevolg is natuurlijk een uitgebreide interpretatiezucht bij het intellectuele publiek. Het is een gewoonte die blijkbaar moeilijk is uit te schakelen: Ook 'De tweede cirkel' heeft alweer geleid tot uitgebreide beschouwingen over het commentaar dat de cineast geeft op de veranderende russische samenleving. Maar wie bij deze film op symbolenjacht gaat loopt het gevaar om naar de verkeerde film te kijken. 'De tweede cirkel' is niet alleen beklemmend en spannend, maar ook zo helder als glas. De preoccupatie voor de dood zat al in Sokoerov's eerdere films, zoals in de genoemde 'Dagen der duisternis' en in 'Madame Bovary'. In 'De tweede cirkel' heeft hij afgezien van de mystificerende elementen uit vorige films, en raakt hij met minimale middelen het bot. Nooit eerder in de cinema, die over het algemeen rijk voorzien is van sterfgevallen, is de dood zo pregnant belicht.

Spoorloos

Het verschil zit in de details, zoals zo vaak. Raymond Lamorne, scheikundeleraar, vijftig jaar oud, fout baardje, zoekt naar een vrouw. Een vrouw die bij hem in de auto wil stappen, zonder dat iemand het ziet. Aan misbruik in de klassieke zin van het woord denkt hij niet, hij voert slechts een gedachtenexperiment uit. Op een stille landweg staat een jonge vrouw te liften. Als Raymond stopt komt achter de bosjes ook de onvermijdelijke jongeman tevoorschijn. Merde! In het boek zegt hij tegen het stel: “Ik heb ruimte genoeg voor twee, maar ik stopte omdat ik háár alleen wilde meenemen.” In de film voegt hij er aan toe: “Salut”, en steekt hij bij wijze van groet zijn hand uit het autoraam. Die hand, dat is het detail dat van Raymond Lamorne een persoon maakt, een scheikundeleraar van vlees en bloed. Dat gebaar, ergens op de grens tussen ironie en cynisme, dat snap ik zo goed dat Raymond opeens geloofwaardig wordt tot in de krochten van zijn zelfverklaarde sociopatie.
Inderdaad, ik heb het over ‘Het Gouden Ei’ en over ‘Spoorloos’, beide geschreven door Tim Krabbé. Het boek is populair, maar Krabbé is ten onrechte nooit geaccepteerd als belangrijk auteur. De film gaat door voor één van de beste Nederlandse filmproducties. Bij herhaald herzien van de film valt daar wel wat op af te dingen, want de veel geprezen muziek van Harry Vrienten is opdringerig en gedateerd, de eveneens geprezen rol van Gene Bervoets als Rex Hofman is zeurderig en plat, en zelfs de bekroonde acteerprestatie van Johanna ter Steege als Saskia scheert af en toe gevaarlijk langs het randje. Gelukkig hebben we de door regisseur George Sluizer met briljante eenvoud in beeld gebrachte scènes met Raymond, gespeeld door de verder in Nederland onbekend gebleven Bernard-Pierre Donnadieu. Raymond is een prototypisch Krabbé-personage, veel meer dan de vermeende hoofdpersoon Rex Hofman. De man als jongetje. De volwassen man die spelletjes speelt met het leven. Spelletjes van een bedriegelijke eenvoud. Zo zijn ze, jongetjes. Sociopaten.
Bij herzien van de film vallen voor het eerst subtiele details op die vooruitwijzen naar het gruwelijke slot; Bij de eerste poging van Raymond om een vrouw te bedwelmen zien we, een visueel detail dat in het boek ontbreekt, op de achtergrond mannen bezig die een kuil aan het graven zijn. Tijdens de rit die Raymond en Rex naar Frankrijk maken worden ze (ook dit ontbreekt in het boek) staande gehouden door een motoragent die een defect aan de verlichting van de auto heeft geconstateerd en tevens opmerkt dat Raymond geen veiligheidsgordel draagt. Het eerste, zo verklaart Raymond, is een los contact, sorry, maar voor het tweede heeft hij een gecertificeerde medische verklaring: claustrofobie. Even later vertelt Raymond aan Lex dat hij zich, na het redden van een meisje van de verdrinkingsdood, afvroeg of behalve vanzelfsprekend heldengedrag ook moreel volstrekt abject gedrag tot zijn mogelijkheden behoorde. En dat weet je alleen door het te gaan doen en dan maar te zien hoe ver je komt. Iemand iets aandoen dat echt gruwelijk is. En dus (en achter dit ‘dus’ gaat de monomane pracht van Krabbé’s oeuvre schuil) eindigen zowel boek als film met een stuitend slot. In boeken zijn we dat wel enigszins gewend, maar film stelt doorgaans andere eisen. Dat Sluizer en zijn producent(en) het aandurfden om de film in de meest letterlijke zin op zwart te laten eindigen, ook dat is wat ‘Spoorloos’ tot een bijzondere film maakt.

Doorboord

Voor het eerst in Lissabon. Op de ene heuvel ligt de oude volkswijk Alfama. Huizen die elkaar lijken te groeten en goed verborgen stegen en trappen vol wasgoed. Kleine neringdoenden staan in hun deuropening en schreeuwen tegen passerende bekenden. De honden zijn van niemand. Op de andere heuvel ligt de meer mondaine Bairo Alto, waar Pessoa in brons gegoten voor zijn café zit. In de vlakke strook tussen beide heuvels is aan heuse stadsplanning gedaan, gelukkig lang geleden, en heerst een logisch straatbeeld. Vanuit die kleine vlakte kreunen trams uit een ver verleden de heuvel op. Kleine trams, heel klein, want de bochten zijn hier steil.
Het museum voor oude schilderkunst bezit een schilderij dat me aan Herman Bianchi doet denken, aan Thomas. Ik bekijk het doek met aandacht. Pas later besef ik dat ik het nauwelijks gezien heb. Een man doorboord met pijlen, maar hoeveel? Zoals bijna altijd één hand omhoog gebonden? Staand tegen een boom of een klassieke zuil? Ik weet het niet meer. Het internet biedt hier geen uitkomst, want daar is Clemente Sanchez vooral een Mexicaanse bokser. Ook een man met een glimmende tors, dat wel. Dit schilderij valt op omdat die pijlen geen enkele verwonding veroorzaken. Ze penetreren het naakte lichaam zonder de huid echt te openen. Geen druppeltje bloed! Is dat normaal, iconografisch gesproken? Ik heb in Lollum dus ook nooit goed gekeken. Tussen al die Sebastiaans kan ik me alleen een klein zelfportret van Jan Mankes helder voor de geest halen.
Een bijna oneindige stoet van steeds dezelfde heilige trekt nu op mijn beeldscherm voorbij. Zoveel dat ik maar stop met tellen hoeveel er aan het bloeden zijn en hoeveel niet. Half om half, dat zal het ongeveer zijn. Sommigen zijn geheel gekleed, een pijl als icoon in de hand. Enkelen worden verpleegd door de al even heilige Irene. Zij zijn er met een enkele nette pijl nog goed van afgekomen. Anderen zijn geheel doorboord en bloeden hevig. Even denk ik dat er een verband bestaat tussen het aantal pijlen en de ernst van de verwondingen, maar bij Berruguete tel ik veertien pijlen zonder noemenswaardig effect. Sommigen hebben in plaats van een lendendoek het soort van onderbroekje aan dat je in goedkope textielketens verwacht. De meest recente hebben helemaal geen broekje meer aan. Integendeel! Meedogenloze jongens hoor, die boogschutters.
(oktober 2004)

Golfen met Beute

Als je de trotse bezitter bent van een vriend en een gvb en je kunt die twee dingen nog combineren ook, wat kan er dan nog misgaan? Alles! Nee, dat is overdreven, zoals Beute me nadat hij de wedstrijd niet meer kan verliezen meermalen vertelt. Dat is lief van hem, maar achter zijn bereidwillige medemenselijkheid zie ik hem vilein grijnzen: ‘daar sta je dan met je gvb, lange sladood. Wat kostte dat nou in totaal, dat papiertje? Goh, nog best duur he? Dat heb ik natuurlijk niet nodig, want ik kan nu eenmaal alles gewoon vanzelf’. Gelukkig heb ik nog meer vrienden, maar die wonen allemaal ver weg en kunnen bovendien niet golfen. Ik ook niet. Beute wel. Zijn afslag haalt het natuurlijk niet bij die van mij, maar dan slaat hij approach-shots die een meter of twee van de pin eindigen. Mijn kortere slagjes sterven een deerniswekkende dood in de rough voor de green. Het chipje dat ik dan nog nodig heb vliegt de pin voorbij. De bogey-put die rest is veel te lang en met de pest in mijn lijf verpruts ik ook de laatste korte put. Hoezo laatste?
Beute slaat niet alleen prachtige approaches, hij mikt bovendien de eerste bunkerslag uit zijn leven zo subtiel richting vlag dat de bal op een halve meter van de hole blijft liggen. Uit de bunker! Over 20 meter! Voor het eerst! Ik ben blij voor hem en knarsetand. Ach, Blaakmeer tegen Beute, het is een beetje Feyenoord – Ajax. Ik ben Feyenoord. En dat is een heel erg geruststellende gedachte.
(zie ook: beute.blogspot.com – golfen met blaak – 25 oktober 2006)

woensdag, oktober 25, 2006

Le petit prince a dit

Violette, tien jaar en te dik volgens haar gescheiden ouders, blijkt een kwaadaardige tumor in haar hoofd te hebben. Haar vader ontvoert haar uit het ziekenhuis en samen maken ze een laatste tocht, over de bergen naar Milaan, naar de zee, en uiteindelijk naar het buitenhuis in Frankrijk waar ook moeder en de vriendin van vader blijken te zijn. Onderweg vergeet vader zijn horloge, maar Violette vindt een hond, die soms luistert naar de naam ‘Le chien’. Aan het eind is Violette erg moe en gaat slapen, voorgoed lijkt het. Een film over leven, liefde en dood. Dat zijn grote woorden, maar niets in deze film is te groot, of te sentimenteel. Het meisje dat gaat sterven hoef je niets uit te leggen over leven en dood, want ze heeft boven op het gebergte tussen Zwitserland en Italië eigenlijk allang begrepen waar haar grens ligt. Iets met een vlinder en kunnen vliegen. Dat wij daar, dankzij de muziek van Ravel, een beetje om moeten huilen is niet erg. Violette huilt niet, zij heeft een vlinder gezien en een naar olie stinkende hond gered, en als de vriendin van haar vader een gezonde salade maakt waar ze zeker niet nog dikker van zal worden, gaat haar moeder bananen bakken.
‘Le petit prince a dit’ is één van die zeldzame films die echt waar lijken te zijn. Een film over echte mensen, met echte vreugde en echt verdriet. Violette gaat dood, en toch is haar verhaal ook een vrolijk verhaal, waarin vader boven op de rem gaat staan als in het liedje dat ze samen in de auto zingen het woord ‘stop’ voorkomt. Een film als het leven zelf. Waarom verschijnt zoiets niet op dvd?

Three times

Stuart Klawans, de onvolprezen filmcriticus van “The Nation”, vat de film ‘Three Times’ samen in een beschrijving van de beste vijf seconden. Kijk, daar houd ik van: wat zo geweldig is aan film op zijn best zit in details, niet in het geheel. Dat komt omdat film op zijn best een vorm van realisme is die ons een totaal gemanipuleerde kijk biedt op dat wat echt gebeurt. De waarheid bij elkaar gelogen, 24 beeldjes per seconde. En dat geloven we dan, omdat het echt is. Wat is er zo echt aan ‘Three Times’, de meest recente film van de in cinefiele kring al decennia beroemde Taiwaneese regisseur Hou Hsiao Hsien? Volgens Klawans is het dit: "A man sits still, wordless, and after a while turns his eyes to the left, then passes his hand over his face. Behind him, a woman stands, swallows, blinks, manages half a smile. That's all there is to the climax of Hou Hsiao-hsien's Three Times--and by "all," I mean that's the entire course of these characters' lives, plus the fate of nations and the summation of a master filmmaker's art, condensed into a few gestures. They last five seconds and seem never to end."

Wie zo lyrisch schrijft houdt van film en heeft dus gelijk. Klawans overdrijft een beetje met zijn lot der natiën, maar ondertussen is het wel mooi zo dat het detail, prachtig als moment op zich, de hele film in zich draagt. Een vreemde paradox is dat; film is op zijn best in het moment, dat per definitie alleen lijkt te staan. Zie het meisje in Bresson’s ‘Journal d’un curé de campagne’ dat de door de priester gestelde catechesatievraag niet kan beantwoorden en terwijl ze gaat zitten haar ogen opslaat naar de man in zwart die voor haar staat. Een hartverscheurend en juichend beeld, helemaal waar, terloops, toevallig, en precies goed. Wat mooi wat mooi. Maar film is geen moment, dan was het wel een foto. In het tweede deel van het drieluik dat ‘Three Times’ vormt is de door Klawans beschreven scène aan het slot een pendant van een soortgelijke scène aan het eind van het eerste deel. Hij heeft haar eindelijk teruggevonden en als hij de rokerige biljartzaal binnenloopt waar zij werkt, en zij hem opeens gewaar wordt, houdt ze even alle beweging in, geeft haar keu aan een man die zit toe te kijken, en begint te lachen. Ze komt niet meer bij, slaat dubbel, blijft lachen, dat alles op een hele rustige manier. In dit eerste deel wordt de biljardscène gevolgd door een scène waarin ze samen eten (zij moet blazen op het ei op haar lepel, want het is te heet. Aan dit soort details herkennen we waarlijk grote cineasten) en vervolgens door een scène waarin ze samen op zijn bus staan te wachten. In close-up zien we hoe zijn hand de hare zoekt en vindt. Love accomplished. In het tweede deel wordt de liefde niet bezegeld en gebeurt desondanks precies hetzelfde. Ze krijgt een brief van hem waarin hij een gedicht citeert dat over de politieke gebeurtenissen van dat moment (1911) gaat, maar eigenlijk over haar en hem. Ze leest, de camera tilt naar beneden en we zien hoe haar hand zijn schrijfsel streelt.
En deel drie dan? Daar zal dan wel hetzelfde nog een keer gebeuren. De vloek van de dvd is dat je hem stil kunt zetten om eerst te lezen en te schrijven (eerlijk gezegd: Willemijn wilde naar bed, en we gaan samen naar deel drie kijken, later). Ik kom er nog op terug.

maandag, oktober 23, 2006

bloggen

Tja, bloggen. En wie gaat dat lezen?